Dank aan Sister Agnes
Onlangs was ik aanwezig bij een avond met Atum O’Kane. Atum vertelde verhalen, en het thema van de avond was: ‘onverwachte ontmoetingen die je leven veranderden.’
Ik heb meerdere keren in mijn leven zo’n ontmoeting gehad. Een ervan vond plaats in Ierland in juni 1988.
Na drie weken aan de westkust te hebben doorgebracht moest ik weer terug naar huis, en ik stond bij een druilerige bushalte te wachten op de bus die me naar het vliegveld zou brengen. Mijn innerlijke staat was zoals het weer; het regende verdriet en weemoed in mij. Ik wou (nog) helemaal niet terug. Ierland had mij het gevoel van thuis-zijn geschonken, iets wat ik daarvoor nog nooit zo had ervaren. Het vooruitzicht om weer naar mijn zielloze flatje in Utrecht terug te keren, omgeven door ruzie makende buren, in een leven vol onzekerheid maakte me droevig. I
k stond daar dus te somberen toen een non zich naast mij voegde. Ik had niks op met nonnen, zo wie zo niet met geloof en kerk en godsdienst, en ik schoof onwillekeurig een beetje opzij. Maar zij schoof mee en knoopte een gesprekje aan. Ze vroeg waar ik heen ging en ik zei dat ik op weg was naar Dublin. Ik hoopte dat het zodanig klonk dat ze begreep dat ik geen zin had in een gesprek. Maar zij liet zich niet uit het veld slaan en vroeg: ‘heb je veel geschreven in de periode dat je hier was?’ Ik moet haar vast vol verbazing aangestaard hebben; hoe kwam ze op die vraag? In die drie weken had ik een heel schrift vol geschreven met alle zielenroerselen die waren aangeraakt, met helende inzichten over mijn leven en levenspijn, ik had geprobeerd mijn tere geluksgevoelens te verwoorden en geschreven over de dingen die me bezighielden. Een dierbaar document was het geworden, dat ik als een heilige relikwie in mijn rugzakje vervoerde.
‘Uh … yes, I did indeed’, stamelde ik en ik keek in een vriendelijk, open gezicht met kreukels en met rimpels. Ik schatte haar een jaar of 75 en ze stelde zich voor als Sister Agnes. Mijn ijs brak, en voor ik het wist was ik met haar in een zeer persoonlijk gesprek verwikkeld. ‘Het is maar goed dat papa dit niet ziet’, dacht ik nog (hoewel ik er nu niet zo zeker van ben dat hij het niet zag). Mijn vader was toen al 16 jaar dood. Zijn dood had een diepe groef in mijn ziel achtergelaten, ik ben altijd een echt vaderskind geweest. Mijn vader had een diepe aversie tegen alles wat met geloof, kerk en godsdienst te maken had, en hij had deze aversie met succes op mij overgedragen. I
n de bus ging ons gesprek verder. Ze vroeg me wat ik deed behalve schrijven en ik vertelde met enige schroom (uit angst tot de duivel verklaard te worden) dat ik met energiewerk bezig was; aurareading en -healing. Maar ze bleek oprecht geïnteresseerd, en vertelde dat zij een opleiding psychosynthese had gevolgd dat ook werkt met energie. Ze had over de wereld gezworven en gewerkt met kinderen en jongeren die op straat leefden: verslaafde kinderen, dakloze kinderen die geen ouders meer hadden, kinderen die in de criminaliteit terecht waren gekomen. Sinds een jaar had ze de rust van het Ierse kloosterleven weer opgezocht. Maar ze miste de vervulling die dit achter zich gelaten leven haar had gegeven. Ik voelde diepe bewondering voor de manier waarop ze haar eigen weg gegaan was, in weerwil van haar omgeving die haar in de beschutting van het kloosterleven had willen vasthouden en haar voor gek verklaarde dat ze zich in haar eentje zo in het gevaar begaf. Zij had haar hele leven erop vertrouwd dat God haar steeds weer de weg zou wijzen. Ik hoopte stilletjes dat ik op een dag ook zo vol vertrouwen zou zijn.
Toen we afscheid namen zei ze tegen mij: ‘Dear child, there are many ways that lead to God. Take care that you go the one that is meant for you.’ En toen gaf ze me een blessing. Nu ik dit schrijf kan ik die lichte aanraking van haar hand opnieuw voelen, de blessing heeft eeuwigheidswaarde. Die dag begon mijn relatie met God, met mijn God. En daarmee het proces van loslaten van de vele negatieve beelden over het Goddelijke waarmee ik ben opgegroeid. Ik voel nog steeds geen enkele behoefte me te bekeren tot de een of andere godsdienst, maar God is sindsdien een levende aanwezigheid geworden in mijn leven. Regelmatig denk ik terug aan Sister Agnes. Als een klein helder lichtje herinnert ze me er steeds weer aan mijn eigen weg te volgen, en niet het pad van een ander in te slaan.